Als docenten het digitale leermateriaal niet begrijpen, blijven nieuwe mogelijkheden onbenut. U loopt dan het risico dat zij het materiaal als ongeschikt kwalificeren, of ze ‘vergeten’ het simpelweg, omdat ze er niet mee uit de voeten kunnen. Met de volgende vragen kun je als school rekening houden.

1. Kunnen docenten omgaan met ‘dashboards’?

Docenten moeten in het digitale leermateriaal de voortgang van leerlingen kunnen volgen. Vaak is aan digitaal materiaal bij een methode een ‘dashboard’ verbonden. De docent ziet daarin welke interactieve oefeningen en toetsen de leerling heeft gemaakt en met welk resultaat. 

Wie leerlingen soms digitaal en soms op papier laat werken krijgt geen consistent beeld © Reyer Boxem

Vaak bieden uitgevers ondersteuning of workshops aan. Dat is een goede manier om de werking van het materiaal helder op het netvlies te krijgen. Daarnaast zijn meestal handleidingen beschikbaar.

Docenten bouwen soms vrijblijvendheid in bij het gebruik van digitaal materiaal. ‘Als je wilt, kun je deze oefeningen ook digitaal maken’, zeggen ze tegen leerlingen. Dit kan een bewuste keuze zijn, bijvoorbeeld als ze meer willen differentiëren. Maar docenten moeten zich realiseren dat het leerlingvolgsysteem daardoor niet of nog slechts deels werkt.

Als een leerling ‘soms’ een oefening digitaal maakt en ‘soms’ op papier, ontstaat geen consistent beeld. Het werkboek vertoont dan gaten en het digitale volgsysteem ook. Dit effect werkt vergroot door op klassenniveau. Daarnaast geven sommige systemen meer of andere oefeningen afhankelijk van het resultaat. Als het digitale materiaal ‘soms’ gebruikt wordt, komt deze mogelijkheid niet uit de verf. Een groot voordeel van het leermateriaal wordt daardoor niet benut. Ook wordt het zo lastiger om zicht te houden op de voortgang van de leerling en deze optimaal te begeleiden.

2. Weten docenten hoe de oefeningen werken?

Docenten moeten ook weten hoe oefeningen in het digitale leermateriaal werken. Soms lijkt het alsof een oefening al is gemaakt, terwijl die alleen door de leerling is ‘aangeklikt’. En soms bevatten interactieve oefeningen open tekstvragen, waarbij de leerling zichzelf moet beoordelen. Niet iedere leerling doet dat zorgvuldig. Hoe controleer een docent die open vragen?

Methodes gaan hier op verschillende manieren mee om. Soms wordt er een score getoond, inclusief de beoordeling die de leerling zichzelf heeft gegeven. Maar er zijn methodes die – als er minimaal één open vraag in een oefening zit – geen score weergeven.

Verschillende uitgevers hanteren verschillende regels en bieden diverse mogelijkheden: het kan dan gaan over het toestaan van nieuwe pogingen, het geven van hints, de omgang met typfouten, het werken met synoniemen, en het al dan niet toestaan van het nakijken van open vragen door de leerling.

3. Zijn de aandachtspunten bij adaptief materiaal bekend?

Ten derde moeten docenten zich er bewust van zijn dat adaptief digitaal leermateriaal eigen aandachtspunten met zich meebrengt. En ze moeten weten wat die adaptiviteit voor de leerling betekent. Soms zijn oefeningen bijvoorbeeld alleen zichtbaar voor de leerling als voorgaande oefeningen zijn afgerond. De docent die dit niet weet, zou kunnen denken dat er iets fout gaat in het digitale leermateriaal.

En soms past het digitale leermateriaal de inhoud van een oefening of van een diagnostische toets automatisch aan, afhankelijk van de onderdelen die een leerling al heeft bestudeerd. Of leerlingen krijgen extra of moeilijker vragen als zij goed presteren.

4. Is het werken met digitaal materiaal bespreekbaar?

Het is goed om het werken met het nieuwe leermateriaal bespreekbaar te maken in het docententeam, want didactisch verandert er ook van alles door de mogelijkheden van het digitale leermateriaal. Docenten moeten de tijd nemen om na te denken over digitale didactiek; zowel vóór als tijdens het gebruik van het materiaal. Zij worden bijvoorbeeld geconfronteerd met vragen als:

5. Stellen docenten zich voldoende flexibel op?

Tenslotte is het belangrijk dat docenten zich flexibel opstellen, en dat zij er rekening mee houden dat digitaal leermateriaal volop in ontwikkeling is. Anticipeer op aandachtspunten, zodat ze niet ontmoedigd raken. Voorbeelden van bekende problemen met leermateriaal: 

Lees ook de 7 tips om een vliegende start te maken met digitaal leermateriaal bij methodes.

Linda le Grand is als adviseur leermiddelen werkzaam voor Kennisnet en is ict-ambassadeur bij het Mondriaan College en Udens College.

Deel deze pagina: Werken met digitaal leermateriaal vergt kennis en flexibiliteit

Delen
  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • E-mail