Het LiFo-model is een manier waarop leermiddelen worden aangeboden en geprijsd. Scholieren krijgen bij het LiFo-model met 1 licentie toegang tot de gehele digitale methode, voor alle leerjaren en onderwijsniveaus. Daarnaast krijgen ze, als de school er voor kiest, voor een klein bedrag ook folio (papieren) materiaal. Dit is een geïntegreerd leer-werkboek, in een uitvoering waar de leerlingen ook aantekeningen in kunnen maken. Ze kunnen het boek dan ook behouden: het materiaal hoeft niet meer terug naar het leermiddelenfonds van de school of naar de leermiddelendistributeur. 

Er zijn ook ‘LiFo-aanbestedingen’: aanbestedingen waarin het LiFo-model wordt uitgevraagd. Dit artikel richt zich in de eerste plaats op LiFo als product- en prijsmodel.

Wordt het LiFo-model al ingezet?

Stichting Carmel deed als eerste in Nederland een aanbesteding waarin het LiFo-model werd uitgevraagd, in een 2 jaar durende pilot met twee (grote) methoden:

De ervaringen daarmee waren zodanig, dat Carmel met de start van schooljaar 2019-2020 bij de 3 grote uitgevers (Noordhoff, Malmberg en ThiemeMeulenhoff) voor alle vakken waarvoor LiFo beschikbaar is, het materiaal ook in die vorm afneemt. 

Het LiFo-model is voor Carmel een belangrijke impuls voor de onderwijskundige ontwikkeling van de Carmel-scholen. Andere schoolbesturen kijken dan ook met veel belangstelling naar deze ontwikkeling.

Wat zijn de voordelen van dit model?

Er zijn verschillende voordelen: 

  1. De licentie voor het digitale materiaal biedt flexibiliteit, omdat leerlingen toegang krijgen tot alle niveaus en leerjaren van de methode. Zij kunnen dus even vooruit werken, stof van een periode terug bekijken of tijdelijk op een ander niveau werken.
  2. In het LiFo-model kan voor een relatief klein bedrag naast het digitale ook voor papieren materiaal worden gekozen. Daarmee kan een school kiezen voor blended learning, en zelf kiezen in welk tempo ze een stap naar (meer) digitaal willen zetten.
  3. Leerlingen kunnen hun papieren leerwerkboek behouden en een jaar later bijvoorbeeld nog bekijken wat ze eerder hebben geleerd.
  4. Door het licentiekarakter van het materiaal (zowel papier als digitaal) kunnen uitgevers het materiaal snel actualiseren, en zo nodig elk jaar een nieuwe of verbeterde versie uitbrengen.
  5. Scholen betalen een vast bedrag per leerling per jaar. Door het licentiekarakter hebben scholen niet meer te maken met afschrijvingen of met voorraadvraagstukken.
  6. Scholen vinden het fijn om een rechtstreekse lijn te hebben met de producent als er problemen zijn met het materiaal. 

Daarnaast heeft Carmel in de aanbesteding gevraagd om ondersteuning bij het gebruik van het leermateriaal. Zo kunnen docenten het materiaal optimaal inzetten bij gedifferentieerd leren.

Verder heeft Carmel gevraagd om betrokkenheid bij de verdere ontwikkeling van het materiaal door de uitgever. Deze zijn voor Carmel van groot belang voor de onderwijskundige ontwikkeling van scholen. Dit laten we in dit artikel buiten beschouwing, omdat ze min of meer los staan van het lever- en prijsmodel. 

Leerlingen met leermiddelen
Het LiFo-model is voor Carmel een belangrijke impuls voor de onderwijskundige ontwikkeling van de Carmel-scholen. Andere schoolbesturen kijken dan ook met veel belangstelling naar deze ontwikkeling. © I-stock

Wat zijn de nadelen van deze manier van werken?

De belangrijkste nadelen en aandachtspunten op een rijtje:

  1. Scholen schaffen met LiFo een totaalpakket aan, met veel flexibiliteit. Het LiFo-model betekent niet automatisch een kostenverlaging. De belangrijkste reden voor Carmel om voor LiFo te kiezen is onderwijskundig van aard (de mogelijkheid om het onderwijs flexibeler te maken), en niet de prijs.
  2. Het is mogelijk de LiFo-leermiddelen rechtstreeks bij de uitgever te bestellen, die dan ook voor de levering zorgt. In dat geval valt de distributeur buiten het proces, maar moeten scholen de fijndistributie naar de leerling en het contractmanagement zelf regelen. Dit kan uitbesteed worden, maar het levert wel extra geregel en kosten op.
  3. LiFo is beschikbaar voor de meeste methoden van de grote uitgevers, maar voor de overige uitgevers/leermiddelen zullen scholen nog steeds een distributeur nodig hebben. (Carmel heeft afzonderlijke percelen gemaakt voor de LiFo-leveringen door de drie grote uitgevers, en een ‘restperceel’ voor alle overige methoden en uitgevers.)
  4. Voor uitgevers is rechtstreeks leveren aan scholen nog een betrekkelijk nieuwe activiteit. Zowel voor papieren als digitaal materiaal. Dat kan risico’s voor de betrouwbaarheid van de levering met zich mee brengen. Vooral omdat de leermiddelenketen niet zonder meer geschikt is voor rechtstreekse levering van licenties door de uitgever.

Wat betekent dit voor de rol van de verschillende spelers op de leermiddelenmarkt?

Omdat leerlingen met LiFo alleen verbruiksmateriaal krijgen, is het niet meer nodig om materiaal te huren. Een van de functies van de distributeurs (de verhuur) verdwijnt daarmee. De uitgever is bereid en in staat om de digitale licenties en het folio materiaal rechtstreeks aan de school te leveren. Levering van LiFo-leermaterialen via de distributeur is overigens óók mogelijk.

Tot begin 2019 zijn er rechtszaken gevoerd over de aanbestedingen waarin Carmel het LiFo-model heeft uitgevraagd, omdat er volgens de distributeurs geen sprake zou zijn van een gelijk speelveld. De rechter heeft in maart 2019 bepaald dat Carmel de aanbesteding zorgvuldig heeft uitgevoerd, en dat er geen sprake is van belemmering van concurrentie. 

LiFo als product- en prijsmodel komt inmiddels bij steeds meer methoden beschikbaar. Elk bestuur zou hier in dus principe mee aan de slag kunnen. 

Hebben scholen met het LiFo-model ook meer invloed op hoe het leermateriaal eruit ziet?

Carmel heeft in het verlengde van LiFo met uitgevers afspraken gemaakt over ‘co-creatie’, waarbij de school invloed krijgt op de ontwikkeling van de methode. Voor diverse vakken overleggen vakdocenten van verschillende scholen met de uitgever over de methode, wat kan leiden tot (soms Carmel-specifieke) aanpassingen.

Deze werkwijze lijkt daarentegen niet ‘schaalbaar’: het kan leiden tot verschillende bestuur-specifieke varianten van het leermateriaal, en dat is uiteindelijk niet werkbaar en niet betaalbaar. Meer invloed van het onderwijs op het leermateriaal vraagt dus een andere aanpak; dat is niet automatisch met LiFo geregeld. 

Hoe gaat het nu verder met LiFo?

De 3 grote uitgevers in het voortgezet onderwijs leveren inmiddels steeds meer methoden volgens een LiFo-model: Malmberg noemt het de MAX-methode, ThiemeMeulenhoff noemt het LRN-line, en Noordhoff NU FLEX.

Het is waarschijnlijk dat het LiFo-aanbod de komende jaren zal groeien, en dat het veel scholen zal aanspreken. Het lijkt daarbij wenselijk dat dit niet het enige leveringsmodel wordt, en dat bijvoorbeeld scholen die minder flexibiliteit nodig hebben, een leerboek willen kopen en dat over een langere tijd willen afschrijven, dat kunnen blijven doen.

Als de uitgever rechtstreeks levert zou de leermiddelenketen korter kunnen worden. Daarvoor moeten nog wel wat hobbels worden genomen: scholen moeten hun contractmanagement organiseren en de uitgevers moeten laten zien dat de levering van licenties vlekkeloos kan verlopen. Waarschijnlijk zijn daarvoor aanpassingen in de ‘techniek’ van de keten nodig (met name afspraken en standaarden tussen leveranciers).

Meer informatie

Meer weten over het LiFo-model? 

SIVON, de coöperatie voor onderwijsbesturen in het primair en voortgezet onderwijs, gebruikt het LiFo-model bij het gezamenlijk aanbesteden van leermiddelen. Wilt u meer weten over deze dienst van SIVON? Lees dan meer op de pagina Samen leermiddelen aanbesteden op sivon.nl.

Deel deze pagina: Het LiFo-model: een nieuw aanbod voor leermateriaal

Delen
  • LinkedIn
  • Facebook
  • Twitter
  • E-mail