De belangrijkste spelers in de leermiddelenmarkt zijn traditioneel de (grote) uitgeverijen en distributeurs. We beschrijven hun rol en geven daarna aan wat er de laatste jaren aan het veranderen is.
De markt van educatieve uitgevers
Er zijn in Nederland tientallen commerciële uitgeverijen die (papieren of digitaal) leermateriaal ontwikkelen. De drie grootste zijn Noordhoff, Malmberg en ThiemeMeulenhoff. Samen zijn zij goed voor ruim 80% van de omzet. Deze grote uitgevers hebben een breed aanbod: zij bieden alledrie leermaterialen voor de meeste basisvakken.
Daarnaast is er een groot aantal kleinere, gespecialiseerde uitgeverijen. Zij richten zich op één vak of enkele vakken. De onderstaande illustratie geeft de omzetverhoudingen in de markt van uitgevers weer: hoe groter de rechthoek, hoe groter de omzet.

Bekostiging leermateriaal
Scholen betalen het leermateriaal. Dat is zo sinds de komst van de Wet Gratis Schoolboeken uit 2008. Scholen ontvangen daarvoor € 340 per leerling per jaar (prijspeil 2023) en geven in de praktijk ook rond dit bedrag uit, zoals blijkt uit dit onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. In totaal besteden vo-scholen ruim € 300 miljoen per jaar aan leermiddelen. Deze bestedingen zijn zodanig hoog dat de schoolbesturen de inkoop van leermiddelen Europees moeten aanbesteden.
Het bedrag dat scholen per leerling ontvangen voor de leermiddelen is sinds 2008 licht gestegen, en blijft inmiddels flink achter bij de feitelijke prijs van leermiddelen. Een praktisch gevolg hiervan is dat veel scholen niet meer voor alle vakken leermaterialen (kunnen) kopen.
De traditionele rol van distributeurs
Scholen gebruiken producten van verschillende – vaak tientallen – uitgevers. De meeste scholen willen graag ‘ontzorgd’ worden en gaan daarom in zee met één partij, de distributeur. Althans, zo werkte het tot enkele jaren geleden. Hoe ging dit in zijn werk? Besturen sluiten via een aanbesteding een overeenkomst met een distributeur (TLN/VanDijk, Iddink of OsingadeJong), die zorgt voor de logistiek en de financieel-administratieve afhandeling. De distributeur zorgt dan voor één compleet lespakket per leerling en regelt het bestelproces, één factuurstroom en de managementinformatie.
Scholen konden daarbij kiezen uit een:
- Intern Leermiddelenfonds (ILF): de school koopt de boeken en de distributeur levert deze aan de school. De school regelt vervolgens alles zelf;
- Gefaciliteerd Leermiddelenfonds (GLF): de school koopt de boeken, maar de distributeur zorgt voor de logistiek (met name het verstrekken en innemen van de boeken);
- Extern Leermiddelenfonds (ELF): de school huurt de boeken van de distributeur en de distributeur zorgt ook voor de logistiek.
De meeste scholen kozen voor het iets duurdere ELF- of GLF-model, omdat dit de meeste ontzorging biedt. De komst van het LiFo-model heeft deze werkwijze én de verhoudingen in de markt ingrijpend veranderd, daarover zometeen meer.
Maatwerk en digitalisering in het onderwijs
De vraag vanuit het onderwijs verandert. Scholen willen recht doen aan verschillen tussen leerlingen en meer maatwerk kunnen leveren. Dat vraagt om (veel) meer variatiemogelijkheden in het lesmateriaal, en het kunnen combineren van materialen uit verschillende bronnen (gratis open leermiddelen of commercieel materiaal). Ook gebruiken scholen steeds meer digitaal materiaal, zoals audio, video, en interactief materiaal. Verder spelen de elektronische leeromgeving (ELO) en samenwerkingsomgevingen als Teams en Zoom een steeds grotere rol. Dit heeft een extra impuls gekregen door de coronapandemie.

Uitgevers spelen in op deze toenemende digitalisering door hun methodes te verrijken met digitale functionaliteiten, zoals digitaal oefenmateriaal en toetsen (al dan niet adaptief). Rond dit materiaal biedt de uitgever ook steeds meer ELO-achtige functionaliteiten. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel de docent als de leerling de voortgang en resultaten in een dashboard volgen.
Voor scholen betekent deze digitalisering dat zij bij de keuze voor digitale leermiddelen ook aandacht moeten besteden aan de beschikbaarheid van devices voor leerlingen, de infrastructuur en softwaresystemen in de school, de didactische en digitale vaardigheden van docenten en budgettaire randvoorwaarden.
De invoering van LiFo
Sinds enkele jaren bieden de drie grootste uitgeverijen hun materiaal op een andere manier aan, namelijk als LiFo-product (Licentie-Folio). Dit betekent dat de school een digitale licentie aanschaft, waarmee de leerling toegang krijgt tot het leermateriaal van alle leerjaren en alle niveaus van de methode. Daarnaast kan de school tegen beperkte meerkosten een (optionele) papieren versie van het materiaal aanschaffen. Dit papieren leerwerk-boek mag de leerling houden.
Met LiFo kunnen scholen de leerroute beter aanpassen aan de behoefte van de leerling. Voor de leerling is het prettig dat hij het boek kan behouden en daar aantekeningen in kan maken. En het materiaal is mogelijk actueler, omdat uitgevers het LiFo-materiaal frequenter en gemakkelijker kunnen aanpassen. Wel is het LiFo-product vrijwel altijd duurder dan het traditionele materiaal, zeker als de school voorheen het boek in eigendom had en het vijf of zes jaar gebruikte.
Een grote verschuiving in de leermiddelenmarkt
We zien dat inmiddels vrijwel alle scholen het LiFo-product van de grote uitgevers afnemen, al was het maar omdat deze uitgeverijen ervoor kiezen het lesmateriaal niet meer te leveren in de traditionele vorm. Scholen hebben dus minder keuzemogelijkheden. Voor de uitgeverij biedt het LiFo-product echter belangrijke voordelen:
- Er is een regelmatige jaarlijkse en voorspelbare inkomstenstroom, wat bij huurboeken niet het geval was (voorheen namen distributeurs bij het uitkomen van een nieuwe editie in één keer een zeer grote hoeveelheid boeken af, en in de jaren daarna beduidend minder).
- De productenportfolio is eenvoudiger en dus goedkoper, omdat er geen aparte leer- en werkboeken meer zijn én er niet langer meerdere edities naast elkaar hoeven te bestaan.
- De uitgeverij kan de LiFo-boeken eventueel ook zelf leveren, zonder tussenkomst van een distributeur, omdat de boeken niet ingenomen hoeven te worden.
Voor de distributeurs heeft de komst van LiFo zeer grote consequenties, omdat voor hen het lucratieve verhuurmodel van schoolboeken wegvalt. En daarmee verdwijnt ook een fors deel van de omzet en de winst. Mede hierdoor kwam distributeur Van Dijk begin 2022 in grote problemen.
De komst van het LiFo-product betekent dus een grote verschuiving in de markt, waarbij de uitgever de dominante marktpartij is geworden.
Invloed op de markt
Voor besturen en scholen in het voortgezet onderwijs is ook in deze nieuwe situatie de vraag hoe zij invloed op de markt kunnen uitoefenen. Een belangrijke manier om dat te doen is door vraagbundeling en gezamenlijke inkoop, zoals scholen dit regelen via SIVON, de inkoopcoöperatie voor primair en voortgezet onderwijs.
Gerelateerde informatie
Kennisnet ondersteunt het onderwijs op verschillende manieren op het gebied van leermiddelen, in samenwerking met andere publieke organisaties zoals de samenwerkende schoolbesturen, sectorraden, SIVON en het ministerie van OCW. Voorbeelden van deze ondersteuning zijn:
- Bijdragen aan het flexibel en toekomstbestendig maken van de leermiddelen infrastructuur via onder meer Edu-V en Edustandaard.
- Ondersteuning op het gebied van open leermateriaal, zie Wikiwijs, VO-content en het programma Impuls Open Leermateriaal.
- Publieke voorzieningen om de leermiddelenketen goed te laten werken zoals Entree Federatie.
- Transparantie bieden in het aanbod in de leermiddelenmarkt via het Koppelpunt.
- Via handreikingen voor het ontwikkelen van leermiddelenbeleid en het keuzeproces van leermiddelen.