Ieder kind en iedere jongere heeft recht op goed onderwijs. Inclusief onderwijs wil zeggen dat elke leerling en student mee kan doen en erbij hoort. Dus ook leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften, zoals bij een beperking, mentale problemen, ziekte, een moeilijke thuissituatie of een achtergrond als nieuwkomer. In dit artikel beschrijven we aan welke vijf voorwaarden uw school moet voldoen om te komen tot digitale inclusie.
Hermans voorliefde voor computers startte toen ze als 8-jarige achter haar vaders pc kroop begin jaren negentig. In die tijd typte je nog commando’s als je bijvoorbeeld een tekst wilde maken. Als kind genoot zij daar al van, ze was goed in coderen. Tegelijkertijd realiseert zij zich dat zij een bevoorrechte positie had. Net als veel jongens die meestal een voorsprong achter de computer hebben op meisjes. De zogenoemde aanleg komt vaak voort uit het vele oefenen. In de informaticawereld bestaat een groot genderprobleem. Slechts 9 procent van de informaticastudenten in Nederland is vrouw. Daarnaast zijn er weinig studenten van allochtone afkomst of onder vluchtelingen. “Eén van de voordelen van al vroeg aanleren van digitale vaardigheden is dit soort ongelijkheden rechttrekken”, vindt Hermans. Met digitale vaardigheden bereik je dan ook op meerdere manieren digitale inclusie.
Digitale vaardigheden in de huidige samenleving
Een groot deel van onze samenleving speelt zich online af. TikTok is ook onze samenleving, of we dat nu willen of niet, net als Instagram, Spotify en YouTube. De samenleving is niet alleen onze fysieke wereld, maar speelt zich ook af op internet. “Wil je daar verstandig, leuk en constructief aan deelnemen, dan is het goed om iets van de technologie te begrijpen. Dan houd je de controle”, aldus Hermans.

Hermans constateert dat veel leerlingen en volwassenen een consumptieve relatie hebben met de digitale wereld. Die houding begint al in de fysieke wereld. Iemand heeft een lekke band, laat de band plakken en pakt op de hoek van de straat tijdelijk een huurfiets. En wie verstelt tegenwoordig nog zijn eigen jas? De meeste mensen brengen een kapotte jas naar een kleermaker. In de digitale wereld zie je de tendens om slechts te consumeren nog sterker. Veel mensen kijken naar filmpjes of gebruiken apps, maar maken zelf geen producten. “Jammer”, vindt Hermans. Zo heeft zij net een app ontwikkeld waarbij je met drie keer schudden met je mobiel een foto maakt. “Als ik die app laat zien, reageert men vaak onder de indruk, terwijl ze zo’n app zelf ook kunnen maken. Maar dat besef ontbreekt en daarmee geef je de macht aan grote techbedrijven. Zelf creëren en de macht in eigen hand houden, is mijn stokpaardje”, zegt Hermans, terwijl ze haar breiwerk toont, waar ze tijdens dit interview aan werkt. Volgens haar haal je de macht weg bij fast fashion als je je eigen kleding maakt.
Digitale vaardigheden combineren met basisvaardigheden
Hermans vindt het ieders verantwoordelijkheid om leerlingen digitale vaardigheden aan te leren, maar het is handig om die verantwoording ook bij leraren te leggen. Daarmee bereik je alle leerlingen. Zo was zij een van de fervente voorstanders van het opnemen van digitale vaardigheden als basisvaardigheden in het curriculum. “Alles hangt samen. Als je aan het programmeren bent, moet je zowel digitale als basisvaardigheden hebben”, vervolgt ze.
Hermans is behalve hoogleraar aan de VU één dag in de week leraar programmeren op Lyceum Kralingen in Rotterdam. Op haar school is net een project succesvol afgerond, waarbij digitale vaardigheden in andere vakken geïntegreerd zijn. Zo combineerde bijvoorbeeld een leraar Engels verhalen schrijven met het vak programmeren, met als resultaat dat leerlingen hun verhalen leerden versterken, veranderen en verrijken.
Klassikaal leren programmeren
Lesgeven in programmeren en digitale vaardigheden hoeft niet altijd achter de computer, zegt Hermans. “Ook op een digibord kun je als leraar programmeerles geven. Leerlingen kan je laten meedenken door de volgende codeerregel op hun wisbordje of vel papier te laten schrijven. Je ziet dan direct wie de stof wel of niet snapt. Of zet een laptopkar in voor de hele school en rooster de analoge en digitale lessen strategisch in.”

Bij Hermans op school loopt voor het derde jaar een laptopprogramma. Leerlingen krijgen een laptop van school. Die laptop mogen leerlingen mee naar huis nemen, maar ze gebruiken hem ook op school. Ook al is het een forse investering, het werkt goed. In het kader van kansengelijkheid heeft iedereen dezelfde laptop. De school hanteert dat als een verplichting.
Programmeren voor po en vo in de Nederlandse taal
Toen Hermans voor het eerst aan de slag ging met programmeerlessen in de brugklassen, deed zij dat met Python. Op die leeftijd willen leerlingen graag met zo’n volwassen programmeertaal aan de slag. Python is een programmeertaal voor volwassenen. Onder meer Instagram en YouTube zijn daarmee gemaakt. Een alternatieve programmeertaal is Scratch. Die taal bestaat uit blokjes en kleuren, vergelijkbaar met Lego. Leerlingen in de brugklasleeftijd vinden dat te kinderachtig. Python is volledig in het Engels en het programma loopt snel vast als je een foutje in de code maakt. Dat is voor onderbouwleerlingen een te grote cognitieve belasting. Zij zijn meer gebaat bij stapsgewijs en in het Nederlands programmeren. Hermans is gepromoveerd in software engineering en heeft veel met taalontwikkeling gewerkt. Met die vaardigheden ontwikkelde zij de programmeertaal Hedy, die aan alle gewenste voorwaarden voldoet.
Versnelde ontwikkeling van toegankelijke programmeersoftware
Hedy is open source software. Dat is software waarvan de broncode op internet is gepubliceerd en waarover iedereen vrij kan beschikken. Ook kan iedereen de broncode aanpassen. Tijdens corona deed zij een oproep om Hedy uit te proberen. Vooral veel thuiszittende vaders die hun kinderen lesgaven, reageerden hierop. Hermans vervolgt: “Ook werden steeds meer programmeurs van over de hele wereld enthousiast. Zo kregen wij er Hindi bij en dan heb je het over een heel ander tekstsysteem. Dus moest ik weer wat ‘bij-programmeren’. Daarna volgde Arabisch, waarbij van rechts naar links geprogrammeerd moest worden. De software is uniek in de wereld, omdat je ook codes in andere talen kan lezen, omdat je ze kan vertalen. De doelgroep die ik voor ogen had, was initieel eerste klas vo en hoger, maar uit de gebruikersgroepen komen ook de groepen 6, 7 en 8 po naar voren.” Inmiddels heeft Hedy 300.000 gebruikers per maand en is de software beschikbaar in 47 talen.
Digitale inclusie op meerdere niveaus
Over praktisch de hele wereld programmeren leraren en leerlingen met Hedy in hun eigen taal. Hermans ziet dat voordeel ook bij haar eigen leerlingen. “Ik geef les aan veel leerlingen die Turks of Arabisch spreken. Zij zijn eraan gewend dat hun thuiscultuur niet hun schoolcultuur is. Je mag bij ons op school ook niet Turks of Arabisch spreken, want dat is niet leuk voor leerlingen die die talen niet spreken. Maar van mij mogen ze best in het Turks of in het Arabisch programmeren. Daar hebben andere kinderen geen last van. Ik kan de codes vertalen naar Nederlands, zodat ik als leraar het programma ook kan lezen. Je ziet die leerlingen glunderen, omdat zij dat stukje identiteit op school mogen toelaten. Leerlingen kunnen ook aan ouders, die niet altijd Nederlands spreken, laten zien wat zij hebben geleerd.”
De toegankelijkheid van een vriendelijk uitgesproken foutmelding is belangrijk voor het technologisch zelfvertrouwen van meisjes
Daarnaast zijn in Hedy features ingebouwd zodat blinde en slechtziende kinderen de software ook kunnen gebruiken. Zo kun je de uitvoer van je programma aan je voor laten lezen. Verder werkt het programma ook zonder muis, dus alleen met toetsenbord en zelfs met toetsencombinaties die je met één hand kunt bedienen. De foutmeldingen van Hedy zijn concreet, duidelijk en vriendelijk geformuleerd en dat is voor meisjes belangrijk. Meisjes hebben vaak een laag technologisch zelfvertrouwen waarin zij door de buitenwereld worden bevestigd. Bij een eerste ingewikkelde foutmelding versterkt zich die aanname. Daarom is de toegankelijkheid van een vriendelijk uitgesproken foutmelding belangrijk voor hun zelfvertrouwen. Deze programmeertaal is dus op verschillende niveaus digitaal inclusief.
De macht moet bij de mensen blijven liggen
Tot slot benadrukt Hermans dat de macht over de technologie bij de mensen moet blijven liggen. “Leerlingen leren programmeren gaat om digitaal creëren en weten wat programmeren is. Het gaat erom dat wij leerlingen leren dat zij de baas zijn over hun apparaten en niet Silicon Valley. Wij moeten ze leren om kritisch te blijven nadenken en niet klakkeloos informatie uit programma’s als ChatGPT over te nemen. Het is belangrijk de basisprincipes van technologie te leren en programmeercodes te snappen. Zelf bepalen welke apps op je telefoon staan en de vaardigheid hebben om die apps te creëren. Als mensen dat zelfvertrouwen hebben, kunnen ze ook mee nadenken over de macht van de software. En daarbij is programmeren voor mij het krachtigste middel”, besluit Hermans.
Meer weten over digitale vaardigheden?
Drie artikelen en een podcast over digitale inclusie:
Ook zieke kinderen hebben recht op onderwijs. Daarom zijn scholen verplicht onderwijs te regelen voor langdurig zieke leerlingen. Met behulp van digitale middelen kunnen ze bij hun klas betrokken blijven. KlasseContact en AV1 zijn voorbeelden van tools die zorgen voor verbondenheid tussen de zieke leerling en zijn klas. Onderzoeker en oud-leerkracht Sylvia Klunder en zorgcoördinator Hanneke Martens vertellen wat erbij komt kijken om dit soort tools zo goed mogelijk in te zetten. “Het gevoel van erbij horen is heel belangrijk.”
Bij Bartiméus volgen Dick Lunenborg en Eric Velleman de ontwikkeling van AI-tools op de voet, vanwege de kansen die kunstmatige intelligentie biedt voor hun doelgroep: leerlingen met een visuele beperking. Ondertussen verheugen ze zich op alles wat er nog in het verschiet ligt.
“Met programmeren kun je niet vroeg genoeg beginnen.” Dat zegt Felienne Hermans, ambassadeur van programmeeronderwijs in Nederland. Waarom dat al zo belangrijk is op de basisschool vertelt ze in deze podcastaflevering.