- Uitleg
- |
- Digitale geletterdheid
- |
- po
- vo
Maak je schoolomgeving gereed voor digitale geletterdheid
Bij onderwijs in digitale geletterdheid denk je in eerste instantie misschien aan lessen die gericht zijn op digitale kennis en vaardigheden. Deze lessen behandelen bijvoorbeeld het gebruik van digitale systemen en middelen, maar ook de invloed van de digitale wereld op hoe je kijkt, leert en leeft. Het is echter belangrijk te beseffen dat de (digitale) inrichting van de schoolomgeving eveneens bijdraagt aan de ontwikkeling van digitale geletterdheid van leerlingen. Denk daarbij aan de keuze voor hardware, systemen of digitale middelen, maar ook aan de afspraken over het gebruik van ICT en hoe deze zich vertalen in het handelen van de school en leerkrachten. Wat je als school voordoet draagt bij aan de vorming van leerlingen.
Door Marianne Lok, Remco Pijpers
Van doelmatig naar waardegericht
Lange tijd is de inzet van ICT bij digitale geletterdheid vooral doelmatig van aard geweest. Wie met leerlingen bijvoorbeeld wil programmeren of op een andere manier met technologie wil werken, heeft daarvoor een betrouwbare infrastructuur en goede digitale leermiddelen nodig. Daarnaast vraagt dit professionele omgang met ICT zodat het doel (programmeren) bereikt kan worden.
Vier in Balans
Het Vier in Balans-model van Kennisnet zet de randvoorwaarden voor goede inrichting van ICT in het onderwijs op een rij en benadrukt daarbij ook het belang van een heldere visie op de inzet van ICT binnen de school. Het model is een nuttig en ondersteunend instrument, maar bij het denken over de digitale schoolomgeving is het ook belangrijk oog te hebben voor de waarden die in technologie besloten liggen.
1. Laat zien wat jij belangrijk vindt
Toon met de keuze van je digitale middelen waar je waarde aan hecht. Technologie is altijd ontwikkeld vanuit een bepaald mens- en wereldbeeld en beïnvloedt daarmee ons gedrag: net zoals een verkeersdrempel ons stimuleert om veilig te rijden, stuurt digitale technologie onze keuzes en handelingen. Soms gebeurt dat zonder dat we het door hebben. Daarom is het van belang dat technologische keuzes niet uitsluitend worden gemaakt op basis van praktische of doelmatige overwegingen, maar dat scholen zich ook bewust zijn van de waarden die (onbewust) worden overgedragen via de (digitale) middelen die zij gebruiken. Deze waarden spelen namelijk een rol in de vorming van leerlingen. In dat opzicht is dus niet alle technologie het waard om te (leren) gebruiken.
Of het nu gaat om de keuze voor hardware (laptop, mobiel, iPads) systemen (leeromgevingen, communicatie en samenwerking, administratie) of software (methodesoftware, zoekmachines, browsers, video, muziek, podcast, vertaalsoftware, taalmodellen, navigatie), denk altijd zorgvuldig na over hoe, waarom en met welke gevolgen je deze technologie gebruikt. Wat betekent het gebruik van deze technologie bijvoorbeeld voor privacy, diversiteit, duurzaamheid, inclusiviteit, transparantie of rechtmatigheid? Met de keuzes die je als school maakt doe je iets voor, je geeft richting. Kies dus waar technologie wel of niet nodig is en onderzoek welke (offline) waardevolle alternatieven er zijn. Op die manier houd je zelf de regie over de waarden die je meegeeft in je onderwijs.
Chromebooks
Neem de keuze voor Chromebooks. Met deze keuze word je als school deels ontzorgd doordat apps als Gmail en Google Meet makkelijk gebruikt kunnen worden. De keerzijde is dat leerlingen niet buiten het Google-ecosysteem komen en geen kennismaken met alternatieven. Vind je als school privacy of duurzaamheid belangrijk? Werk dan ook met alternatieven als Startpage, Ecosia of Firefox. Zo behoud je je autonomie én wijs je leerlingen op verschillen tussen toepassingen. Ze ervaren hoe ze werken, maar leren ook waar deze toepassingen voor staan.
2. Spreek af hoe technologie wordt ingezet
Het is goed om met elkaar afspraken te maken over de manier waarop je technologie inzet en beheert. Kies je er als school voor om zoekresultaten te filteren of geef je leerlingen daarin volledige vrijheid? Installeer je monitorsoftware om mee te kijken op hun schermen of vind je dat leerlingen hierin zelf regie moeten hebben? En hoe richt je de systemen zo in dat er zo weinig mogelijk (leerling)gegevens opgeslagen worden?
Het is van belang dat je met elkaar spreekt over de waarden en principes die onderliggend zijn aan de afspraken binnen de school, zodat de betekenis hiervan voor iedereen helder is. De schoolafspraken over het gebruik van generatieve AI zijn hierin een mooi voorbeeld, waarbij je vanuit waarden naar principes tot afspraken komt. Maar andersom kan natuurlijk ook: een bestaande afspraak als ‘telefoon thuis of in de kluis’ kan een mooi startpunt zijn om samen te verkennen welke principes en waarden hieraan ten grondslag liggen (sociale samenhang, rust en focus, of….).
Door leerlingen actief bij deze gesprekken te betrekken neem je hun perspectief serieus. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld vragen naar de inzet van laptops. Vinden ze het prettig om via een device te leren of gebruiken ze liever boeken? En hoe kijken ze naar het delen van hun tekenopdrachten of optredens met de schoolband via Instagram? Voelen ze zich daardoor gewaardeerd of krijgen ze juist het idee dat erkenning alleen telt als het zichtbaar is op sociale media.
Bewuste en betekenisvolle keuzes en gedrag vragen om een breed pedagogisch gesprek met alle betrokkenen
3. Leef het (juiste) digitale gedrag voor
Wees je bewust van wat je zelf voordoet en welke boodschap je aan leerlingen meegeeft. Laat met je (digitale) gedrag zien wat je belangrijk vindt. Wat normaliseer je als school? Even samen tijdens de pauze kattenfilmpjes bekijken op het TikTok-account van de juf zal veel leerlingen aanspreken. Maar geef je daarmee (onbedoeld) ook niet het signaal af dat het gebruik van verslavende algoritmes normaal is? Natuurlijk is het verleidelijk om tijdens het zelfstandig werken of pleinwacht even snel je telefoon te checken. Maar als leerlingen geen mobiel in de les en gangen mogen gebruiken, wat betekent dit dan voor het telefoongebruik van personeel zelf?
Praktijkvoorbeeld
Een basisschool stelt, na gesprekken met alle leraren, beleid vast voor laptops in de klas. Ze organiseren het onderwijs zo dat leerlingen met beperkte schermtijd toekomen aan creatieve verwerkingen die zonder device niet mogelijk zijn. Zo leren leerlingen met de apparaten omgaan. Op momenten dat de laptops niet worden gebruikt, liggen ze uit het zicht, achter een gesloten deur in de kast. Dit draagt bij aan de rust in het lokaal. De school laat zo ook aan leerlingen zien: de laptops liggen niet zomaar op je tafeltje en worden niet voor duizend-en-een dingen gebruikt; we gaan zorgvuldig met de technologie om en leren jullie op die manier zorgdragen voor de middelen die je gebruikt. Dit beleid wordt weerspiegeld in hoe leerkrachten dit voorleven. De leerlingen zien bijvoorbeeld hoe hun leerkracht zorgzaam omgaat met laptop en digibord door deze regelmatig schoon te maken. Verder worden leerlingen aangemoedigd niet ruw maar netjes met apparaten om te gaan.
4. Stel richtlijnen op
Maak afspraken over jullie handelen in de dagelijkse schoolpraktijk. Worden er bijvoorbeeld WhatsApp-groepen aangemaakt met de klas? Monitort de leerkracht dat er respectvol wordt gecommuniceerd of vindt de school juist dat dit geen taak is van het onderwijs? Wat willen we leerlingen meegeven? Hoe gaan we (digitaal) met elkaar om? En welke afspraken horen daarbij?
Bewuste en betekenisvolle keuzes en gedrag zijn niet alleen de verantwoordelijkheid van het ICT-team of de individuele leerkracht, maar vragen om een breed pedagogisch gesprek met alle betrokkenen. Alleen zo kan de digitale inrichting van de schoolomgeving aansluiten bij de visie van de school en bijdragen aan de ontwikkeling van digitale geletterdheid bij leerlingen.
Onderdeel van de ‘Wegwijzer digitale geletterdheid’