
Hoort digitaal burgerschap bij het beroepsonderwijs? Dat is een vraag die Trudy Vos, bestuurder van ROC van Twente en lid van de werkgroep Digitaal burgerschap, vaak hoort. Zij vindt van wel. “We hebben drie opdrachten: opleiden voor vakmanschap, opleiden voor vervolgonderwijs en opleiden voor burgerschap. Dat laatste is ook heel belangrijk, want je wilt dat studenten een mooi, zelfredzaam leven kunnen leiden, waarin ze niet alleen succesvol zijn in hun werk maar ook in hun eigen omgeving. Werkgevers vragen dat ook steeds meer. Studenten moeten in staat zijn om binnen bedrijven en in de samenleving mee te denken over hoe iets beter of anders kan.”
Wat is een goede burger?
De vraag die in deze podcastaflevering centraal staat, is: helpt digitalisering om een goede burger te worden? Maarten Walet, docent en onderwijskundige ROC Top in Amsterdam, haalt filosoof Marc Deuze aan. “Hij geeft aan dat digitalisering en media zo met ons verweven zijn dat we niet meer door hebben dat ze er zijn.” Walet vergelijkt het met lucht. “Je kijkt er doorheen, maar het beïnvloedt onbewust ons gedrag en onze bewegingen. Dat gebeurt nu ook met digitalisering. Het begint dus met bewustwording van dat feit. Vervolgens kun je je afvragen of de digitalisering een positieve of negatieve bijdrage levert aan ons mens-zijn. En dan is de daarbij behorende vraag natuurlijk: wat is een goed mens?”

Jeroen de Boer, projectleider digitaal burgerschap bij ROC Friese Poort, wijst erop dat er een groot verschil is tussen jongeren en de generatie van zijn gesprekspartners. “Voor onze generatie was digitalisering er eerst niet, het is erbij gekomen. Dus je maakt altijd onderscheid tussen ervoor en erna. Dat is voor studenten niet zo. Het maakt onderdeel uit van wie ze zijn. Mijn collega Jeroen de Jong is altijd verbijsterd over wat er met studenten gebeurt als ze afstand nemen van hun devices; dat ze dan veel meer de dialoog met elkaar aangaan. Tegelijkertijd is hij teleurgesteld over het enorme verschil tussen zijn perspectief en dat van de studenten. Wij zien het als: er wordt weer dialoog gevoerd, terwijl er binnen digitale gemeenschappen natuurlijk ook dialogen gevoerd worden. Alleen zie je die als buitenstaander niet. We hebben een normatief kader: in het echt is het beter, of intenser.”
Medeverantwoordelijkheid
“De beleving die wij als echt betitelen, is ook al beïnvloed door de digitalisering”, zegt Walet. “Als ik met mijn gezin naar het bos ga, kijk ik op mijn telefoon, omdat we aan het geocachen zijn of dieren willen determineren met een app.” Ook Vos kan niet meer zonder haar smartphone. Ze brengt het gesprek terug op burgerschap. “De meningen over wat een goede burger is, verschillen. Ik denk dat een goed burger deelneemt aan de samenleving en zich er medeverantwoordelijk voor voelt, of dat nou in de online of de fysieke omgeving is. De huidige studenten, en misschien wel veel inwoners van Nederland, kijken vaak als consument naar de samenleving en voelen zich er minder medeverantwoordelijk voor. Dat moeten we zien terug te brengen. We moeten weer het gevoel krijgen dat we met elkaar aan het samenleven zijn. Het is dus niet vanzelfsprekend dat er ergens een weg moet komen of een voetbalveld.”
Stel eerst een vraag, voordat je een mening uit
Kan de digitale omgeving daarbij helpen? Vos: “Ja, heel veel, want je kunt alles vinden op internet. Toen ik wetenschappelijk onderzoeker was moest ik naar de bibliotheek om allerlei boeken door te nemen op zoek naar relevante artikelen. Nu google ik een paar keer en heb ik het sneller gevonden. Daarbij heb ik natuurlijk wel de verplichting na te gaan wat valide is en waar je vraagtekens bij zet. Dat is heel belangrijk. Maar het helpt je enorm. Ik kan gewoon tegen ze zeggen: ga maar eens uitzoeken hoe je hier een voetbalveld krijgt. Dat is een groot voordeel van de digitalisering.”
Bewustwording en kritisch denken
Tjip de Jong vraagt zich af waarom er zoveel nadruk wordt gelegd op burgerschap voor studenten, terwijl de samenleving is gericht op kapitalisme en the survival of the fittest. Walet geeft aan dat een school niet zozeer normen moet opleggen, maar studenten moet leren hoe ze hun eigen normen en waarden kunnen bepalen, om op basis daarvan bepaalde keuzes te maken. “Het probleem is niet zozeer de commerciële kant van data en beïnvloeding, maar bijvoorbeeld ook het beïnvloeden van politieke voorkeur, wat we hebben gezien bij de verkiezingen in Amerika. Vanochtend hoorde ik op de radio dat het hacken van data is verdubbeld, doordat de beveiliging niet op orde is en doordat die data veel geld waard zijn. Dat is ook iets wat we willen meegeven aan studenten: zorg dat je data veilig zijn.”

Studenten kritisch leren denken, daar gaat het vooral om bij digitaal burgerschap. De infrastructuur – in de vorm van Clubhouse-, WhatsApp- en Facebook-groepen – ligt er al. Walet: “Die kun je gebruiken om kritisch denken te stimuleren. Jongeren verbinden online al allerlei dingen met elkaar. Ze voeren online gesprekken over thema’s die bij hen leven, waar ik geen weet van heb, maar die best diep gaan en heel positief te noemen zijn.” De Boer vult aan: “Wij zeggen: realiseer je dat op het platform dat je gebruikt iemand kan meekijken, met allerlei potentiële gevolgen. Wij moeten dan niet doorschieten in allerlei dystopieën (afschrikwekkend toekomstbeeld, red.) ver hoe slecht WhatsApp en Facebook zijn, maar betere metaforen bedenken en bespreekbaar maken, waardoor je ook een keuze hebt. Een ict-student kan zijn eigen platform ontwikkelen.”
Digitaal burgerschap vraagt denkruimte, stelt De Jong, waar studenten met docenten proberen te vertragen en bedenken wat wel of niet wenselijk is en samen normatieve kaders bedenken. Vos sluit zich daarbij aan. “Wat ik desastreus vind, is dat we als voorbeeld geven dat iedereen een mening heeft. Eigenlijk wordt het niet meer gehonoreerd dat we vertragen en onszelf vragen stellen. Ik zeg tegen studenten: stel eerst een vraag, voordat je een mening uit. Daar zou de samenleving baat bij hebben.”
De podcast (als mp3) is te downloaden op Tjipcast.