Hoe kijk je terug op de periode voor de zomer, toen de scholen door de coronacrisis moesten sluiten?
“Van de ene op de andere dag volgde bijna elke Nederlandse leerling en student les vanuit huis. Dat vroeg enorm veel, van leraren, leerlingen/studenten, ouders, schoolleiders en bestuurders. Het was indrukwekkend om te zien hoe snel en hoe goed de meeste scholen onderwijs bleven geven. En hoe belangrijke waarden meteen aan de oppervlakte kwamen toen een groot deel van het onderwijs ineens digitaal verzorgd moest worden. Er werden wezenlijke vragen gesteld:
- Hoe houden we alle leerlingen binnenboord en zorgen we voor inclusiviteit?
- Wat doet deze periode met de gelijke kansen van leerlingen en hoe blijven we die zo goed mogelijk garanderen?
- Hoe blijven we met alle medewerkers en leerlingen of studenten van een school verbonden met elkaar?”
Wat hebben we van die periode geleerd?
“We wisten al dat onder druk alles vloeibaar wordt maar dat verandering zo snel kon gaan in het onderwijs heeft me wel positief verbaasd. We hebben geleerd dat we heel anders kunnen werken dan we gewend waren. Dat heeft het denken opengebroken.
“We hebben geleerd dat leren echt plaats-, tijd- en deels docentonafhankelijk kan plaatsvinden. We kunnen dus veel flexibeler gebruik maken van leermiddelen en meer variëren met onderwijstijd. Dat vraagt veel logistieke flexibiliteit, maar nog belangrijker: het vraagt voortdurende aandacht voor de vraag waartoe we onderwijs geven. We moeten aandacht houden voor de waarden en doelen van het onderwijs, zodat we die bij alle veranderingen en nieuwe mogelijkheden voorop blijven stellen.”

Waarden voorop stellen: kun je een voorbeeld geven van hoe dat werkt?
“In het begin van de crisis werd het programma Zoom door veel scholen gebruikt, juist omdat bestuurders, schoolleiders en leraren het belangrijk vonden om zoveel mogelijk leerlingen/studenten in beeld te zien. Ze hoopten dat dat de waarde van betekenisvol contact zou bevorderen. Na een tijdje werd echter duidelijk dat de waarde privacy bij het gebruik van dat programma te veel onder druk kwam te staan.
“Scholen gingen op zoek naar alternatieven en zochten naar andere vormen van contact met leerlingen en studenten. Het gesprek over relevante waarden werd gevoerd, en de waarden werden tegen elkaar afgewogen. Sowieso moesten tijdens het lesgeven op afstand nieuwe vormen gevonden worden voor de waarde betekenisvol contact. Zo namen mbo-docenten een bemoedigend filmpje op voor hun studenten, waarin ze zongen en blaadjes vasthielden waar positieve woorden opstonden. Hun studenten stuurden een brief terug met daarin foto’s en hartjes. Docenten van andere scholen belden uitgebreid met elke leerling of werkten met een chatprogramma. Steeds werd er gekeken hoe het menselijke contact bij al die verandering overeind kon blijven.”
Meer flexibel onderwijs vraagt dus om bepaalde ankerpunten?
“Zeker. Stel bij veranderingen vragen als: wat betekent dit voor groepen waar je op het eerste oog misschien niet aan denkt? Of: zijn er belangrijke functies van de school die onder druk komen te staan als we het helemaal anders aanpakken? De school is bijvoorbeeld een sociale verzamelplaats, en wordt als een belangrijke gelijkmaker gezien, omdat iedere leerling er juist los van zijn achtergrond kan leren. Kunnen we die functies blijven garanderen in nieuwe structuren? Als we waarden als menselijkheid, rechtvaardigheid, privacy en autonomie willen beschermen, moeten we op verschillende gebieden actie ondernemen.”
Menselijkheid
“Het gebruik van digitale middelen levert meer flexibiliteit op. We moeten daarbij steeds alert blijven op menselijkheid in brede zin. Ik heb het dan bijvoorbeeld over sociale samenhang, zelfontplooiing en welzijn. Is er voldoende contact tussen leraar en leerling, voelt de school nog steeds als een inclusieve plek? Dat soort dingen gaan niet vanzelf, je moet er iets voor organiseren.”
Rechtvaardigheid
“Een belangrijke stap in de richting van meer gelijke kansen is gezet doordat veel schoolbesturen ervoor hebben gezorgd dat elke leerling thuis over een device en internettoegang beschikte. De coöperatie SIVON maakte bijvoorbeeld de verspreiding van meer dan 16.000 apparaten mogelijk.
“Toegang alléén is voor gelijke kansen echter niet voldoende. Het is belangrijk om in de gaten te houden welke leerlingen en studenten goed zelfstandig kunnen leren en welke leerlingen en studenten daar meer moeite mee hebben. Sommige leerlingen en studenten floreerden echt aan het begin van de crisis. Ze hadden meer autonomie, meer rust aan hun hoofd, ze konden hun eigen tijd indelen.
“Tegelijkertijd is er een grote groep die helemaal niet met die vrijheid overweg kan. We moeten goed kijken wat meer flexibel onderwijs doet met gelijke kansen, als niet elke leerling of student dezelfde mate van zelfregulerende vaardigheden of digitale vaardigheden heeft. Sommige leerlingen en studenten hebben een duidelijk ritme en een duidelijke structuur nodig. Dat wil niet zeggen dat we iedereen weer in dezelfde mal moeten gaan stoppen; daar kwamen we nu juist vandaan. Flexibel betekent nu juist dat het onderwijs aansluit bij wat verschillende leerlingen en studenten nodig hebben.”
Privacy en autonomie
“Hoe meer digitale (administratie)systemen we gebruiken om het onderwijs flexibeler te maken, hoe meer data er ontstaat en wordt gedeeld. Aan de ene kant is dat iets goeds, zo kunnen we processen steeds verbeteren. Aan de andere kant moeten we de privacy van leerlingen, studenten en schoolmedewerkers blijven garanderen. Het zou goed zijn als gebruikers veel meer digitale zelfbeschikking zouden hebben.
“Het is mooi dat er in navolging van een initiatief als MedMij in de zorg, nu ook in het onderwijs wordt nagedacht over manieren waarop gebruikers zelf kunnen bepalen wat er met hun gegevens gebeurt. Dat zie je bijvoorbeeld in de samenwerking tussen SURF en OCW in het project EduMij.
“Het onderwijs wordt steeds alerter als het gaat om privacyrisico’s, bijvoorbeeld bij het gebruik van producten van grote technologiebedrijven. Om digitale zelfbeschikking in het onderwijs te garanderen, moeten we weten wat er precies met de gegevens van gebruikers gebeurt. Dat kan door DPIA’s uit te voeren. DPIA’s zijn onderzoeken die inzicht geven in hoe gegevens verzameld worden, wat ermee wordt gedaan en wat de risico’s zijn. Op dit moment onderzoeken SIVON en Kennisnet daarom in samenwerking met de PO-Raad, de VO-raad en SURF de mogelijkheden om DPIA’s uit te voeren voor besturen in het primair en voortgezet onderwijs. “
Waarom is het zo belangrijk om publieke regie te voeren?
“Regie gaat wat mij betreft allereerst om goed inzicht te hebben in je eigen visie en daarvan afgeleid je eigen ontwikkelingsbehoefte. Vervolgens gaat het erom om op de juiste momenten en de juiste thema’s het stuur van die ontwikkeling in eigen hand te houden en daar zelf richting aan te geven. Bij publieke regie betekent het dus dat publieke partijen het stuur van de eigen ontwikkeling ook zelf in handen willen houden. Ook in reactie op een periode waarin dat waarschijnlijk te weinig is gebeurd en dus veel overgelaten is aan andere partijen.
“Nu we steeds meer met digitale middelen werken komt er ook een andere mix van partijen op de onderwijsmarkt. Waar je daar eerst vooral Nederlandse uitgevers zag, hebben grote Amerikaanse bedrijven als Microsoft en Google nu ineens een belangrijk aandeel in de Nederlandse onderwijsmarkt. De marktverhoudingen zijn de afgelopen jaren drastisch veranderd. Veel Nederlandse partijen zijn in buitenlandse handen gekomen en het aantal partijen is verminderd. De marktwerking is daardoor onder druk komen te staan. En dan is het risico aanwezig dat de markt niet echt goed luistert naar wat een sector wil maar de eigen productontwikkeling voorop plaatst of minder innovatief wordt dan wenselijk.
“Om hier voldoende tegenkracht aan te bieden, is het belangrijk dat schoolbesturen de krachten bundelen. De coöperatie SIVON is hier een goed en belangrijk voorbeeld van. Het is de verantwoordelijkheid van het onderwijs zelf om de waarden en de doelen van het onderwijs voorop te blijven zetten en steeds een duidelijke vraag te formuleren waar de markt op in kan spelen. Als bepaalde producten niet voldoende passen bij belangrijke waarden als privacy, rechtvaardigheid of menselijkheid, dan moet het onderwijs stevig genoeg staan om hier verandering in te brengen. Alleen zo krijgen we het onderwijs dat we willen. Onderwijs dat gebruik maakt van de mogelijkheden die er zijn, maar nooit ten koste van de waarden die er altijd al aan ten grondslag liggen.”
Meer informatie
Meer lezen over waarden en digitalisering in het onderwijs? Lees het rapport Waarden wegen van Kennisnet.