“Het flexibiliseren van onderwijs is het reorganiseren van de structuur dan wel de vorm van het onderwijs”, zegt Nadira Saab, bijzonder hoogleraar e-didactiek van het primair en voortgezet onderwijs aan de Universiteit Leiden en strategisch adviseur onderzoek bij Kennisnet. “Met het flexibiliseren van onderwijs voorzie je in een bepaalde behoefte van leerlingen, leraren of ouders”, vervolgt ze. Deze behoefte kan ontstaan zijn door een probleemsituatie, bijvoorbeeld de coronapandemie, maar kan ook passen bij de onderwijsvisie van de school.
Het flexibiliseren van onderwijs kun je zien als een ontdekkingsreis samen met het schoolteam
“Omdat het ontwerp en de implementatie van onderwijsvormen die horen bij het flexibiliseren van onderwijs nog geen deel uitmaken van het lespakket op de lerarenopleidingen, kun je het zien als een ontdekkingsreis samen met het schoolteam.” Daar nemen Saab en Inge Molenaar de bezoekers van het congres graag in mee. Molenaar is universitair hoofddocent onderwijswetenschappen bij het Behavioural Science Institute (BSI) van de Radboud Universiteit en hoofd van het Adaptive Learning Lab. Saab stelt voorop dat het zeker niet zo is dat alle scholen nu meteen moeten flexibiliseren. Vaak is het een keuze, die afhangt van de situatie en wensen van een school.
Flexibilisering uit wens of uit nood
Tijdens de coronacrisis werd duidelijk hoe belangrijk het is dat scholen flexibel en wendbaar zijn. Van de ene op de andere dag móest er online les worden gegeven. Veranderingen in de maatschappij zijn vaker aanleiding om te willen of te moeten flexibiliseren. “Neem het lerarentekort”, zegt Saab. “Dat wordt de komende jaren alleen maar groter. Ook dat vraagt dat scholen goed nadenken over hoe je dat opvangt – liefst lang voordat het probleem zich voordoet, zodat je erop kunt anticiperen.”

Flexibiliseren hoeft niet per se voort te komen uit een noodzaak. Het kan ook voortvloeien uit een wens; wendbaar onderwijs kan bijvoorbeeld beter aansluiten bij de onderwijsvisie van een school. “Een voorbeeld is het standpunt dat leerlingen zeggenschap moeten hebben over het indelen van hun tijd. Of dat leerlingen in eigen tempo, op eigen niveau of aansluitend bij eigen interesses moeten kunnen leren. Ook met het oog daarop kun je je schoolsysteem inrichten en het aanbod van onderwijsmateriaal flexibeler maken, bijvoorbeeld door te werken met adaptief leermateriaal.”
Leerlingen zelf hun tijd laten indelen
Saab citeert uit het onderzoek naar flexibel onderwijs van Kennisnet en het Kohnstamm Instituut een leraar van een basisschool die van 8.00 tot 18.00 uur open is voor leerlingen. “We werken met speciale bloktijden. Tijdens die blokken zijn de deuren dicht en blijft iedereen die binnen is binnen. In de blokken tussen 10.00 en 12.00 uur en tussen 14.00 en 16.00 wordt het groepsaanbod verzorgd. Tussen 8.00 en 10.00 uur en tussen 12.00 en 14.00 kunnen kinderen inlopen, en werken we meer een-op-een met ze. Hierover hebben we ook afspraken gemaakt, bijvoorbeeld dat een kind of een groepje er op een bepaalde tijd is om aan een specifieke taak te werken. De bloktijden liggen vast, dat is wel een vaste structuur. Maar de inspraak van het kind is groot en wat dat betreft werken we heel flexibel.”

Zelf lesmateriaal ontwikkelen
Idealiter bepaalt de onderwijsvisie dus hoe scholen flexibilisering precies invullen. Saab haalt nog eens dezelfde school aan, die de leraar, het kind en de ouders de leerinhoud laat vormgeven: “Onze lesinhoud is adaptief en sluit aan bij de ontwikkeling, interesses en talenten van het kind. Als je meer open bent en meer beschikbaar bent, betekent dat ook dat je meer inhoud moet creëren. Voor een deel gebruiken wij bestaande materialen, maar voor een groot gedeelte maken we dat zelf. Een knelpunt kan zijn dat je te weinig didactische kennis in huis hebt om de lesstof zelf te ontwikkelen.”
In hun college zullen Saab en Molenaar nog meer van dit soort voorbeelden geven, die scholen helpen bij het maken van keuzes voor en het organiseren van flexibel onderwijs.

Hoewel er veel is gewezen op de nadelen van online afstandsonderwijs tijdens de lockdown, waren er volgens Saab zeker leselementen waarmee sommige leerlingen juist wel of misschien nog beter uit de voeten konden dan tijdens reguliere lessen. Door onderwijs flexibel in te richten kunnen misschien ook de vele leerlingen die door ziekte of om een andere reden noodgedwongen thuis zitten, het onderwijs krijgen waar ze recht op hebben. “De lockdown heeft wel duidelijk gemaakt dat het goed is om beter na te denken over hoe afstandsonderwijs vormgegeven moet worden om effectief te zijn.”
Model voor flexibilisering onderwijs
Om flexibel en wendbaar onderwijs preciezer te definiëren voor bestuurders, schoolleiders en leraren, en duidelijk te maken wat het qua organisatie vraagt, heeft Saab samen met een aantal Kennisnet-adviseurs en het Kohnstamm Instituut een model ontwikkeld. Daarin komen verschillende dimensies van flexibel onderwijs naar voren. Het helpt scholen om keuzes te maken rond flexibel onderwijs en na te denken over de benodigde ict-infrastructuur, adaptieve leermiddelen en docentprofessionalisering.
De dimensies zijn gegroepeerd rond vijf vragen: waarom, wat, waar, wanneer en hoe. Bij het waarom-aspect horen vragen als: willen we als school docentgestuurd of leerlinggestuurd werken? Bij ‘wat’ wordt onder meer gekeken naar de mate van adaptatie; in hoeverre sluit onderwijs aan bij wat de leerling nodig heeft? Welke leermiddelen zet u daarvoor in? En wat betekent dit voor de zelfregulatie van leerlingen? Bij ‘waar’ geeft u antwoord op vragen als: vindt de les thuis plaats of op school? Bij ‘hoe’: gebruikt u online of offline leermiddelen?